dinsdag 25 februari 2014

Gaat een te veel aan emotie en kortzichtigheid Edam-Volendam op de duur fataal worden?


                                            
KLADBLOK
De gemeente Edam-Volendam fuseert in 2016 met de gemeente Zeevang, waarvan Oosthuizen de belangrijkste kern is. Een van de belangrijkste lokale partijen, Volendam|80, heeft inmiddels aangekondigd dat de nieuwe gemeente de naam Volendam moet krijgen. De bijna geruisloos verlopen fusieprocedure zou daardoor wel eens een heftige discussie kunnen oproepen over de toekomstige naamgeving. Het is voorstelbaar dat inwoners van Zeevang en Edam zich daar niet zonder meer bij neer zullen leggen.

Volendam|80 beroept zich op het feit dat bij fusies de gemeente de naam krijgt van de grootste bevolkingskern. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de fusie tussen Egmond, Schoorl en Bergen, waarbij ‘Bergen’ de naam van de nieuwe gemeente werd. Het is geen wet van Meden en Perzen dat het altijd zo gaat. Andere fusiegemeenten hebben fantasierijke namen gevonden waar iedereen vrede mee kan hebben. ‘Groot Waterland’ is een andere naam die wel gehoord wordt en hint naar een toekomstige verdere fusie met de gemeente Waterland.

Als Volendammer (niet van geboorte) zou ik op historische gronden liever willen kiezen voor de naam Edam. De stad is in de geschiedenis het belangrijkste centrum en naamgever geweest van het stroomgebied van het riviertje IJe. Maar eigenlijk was ik bepaald geen voorstander van die fusie. De gedachtegang erachter, dat een grotere gemeente meer invloed kan uitoefenen, is kortzichtig.  De beide fusiegemeenten hebben gemeenschappelijk dat ze bang zijn voor de dominantie van Purmerend en daar angstvallig afstand van willen houden. De Beemster heeft die angst overwonnen en is een verregaande samenwerking met Purmerend aangegaan, waarbij ze haar zelfstandigheid bewaart.

De formele reactie van de gemeente Purmerend op de voorgenomen fusie laat zien dat Purmerend het wel anders had gewild. De gemeente schrijft: “We merken meer en meer dat wij als Waterlandse gemeenten elkaar nodig hebben om het collectief van onze inwoners ter dienst te blijven. De trend tot decentralisatie en de bezuinigingen, maar ook de discussies over het instellen van de vervoersregio en de eventuele opschaling van de Stadsregio naar omvang op de schaal van MRA zullen onvermijdelijk opnieuw de bestuurlijke afbakening, autonomie en democratische legitimiteit van onze constructies op de proef stellen.”

 Ook de gemeente Waterland nam afstand en schrijft: “Het standpunt van de gemeente Waterland is ongewijzigd, hetgeen betekent dat de gemeente Waterland open staat voor slim samenwerken. Waterland is niet tegen een fusie van Zeevang en Edam-Volendam indien deze fusie de gewenste samenwerking niet vertraagt of zelfs teniet zal doen.”

Purmerend ontwikkelt zich als regiogemeente waar alle belangrijke instellingen van de regio zich hebben gevestigd. Door de omvang van de gemeente beschikt het over een bestuurlijk apparaat dat kwalitatief sterker is dan dat van de omliggende gemeenten. De Beemster heeft daar zijn voordeel mee gedaan. De gemeente Waterland lijkt dezelfde kant uit te denken. Alleen de gemeenten Zeevang en Edam-Volendam lijken hun grote broer uit de weg te willen gaan in de vrees dat hun eigen belang zou kunnen ondersneeuwen.

Ik beschouw de fusie tussen Edam-Volendam en Zeevang dan ook als het armzalig resultaat van kortzichtigheid en emotie en op de lange duur schadelijk voor de inwoners van die gemeenten. Bij de fusie heeft Edam-Volendam niets te winnen. Het zal niet leiden tot een veel betere bestuursondersteuning.  Zeevang heeft wel iets te winnen bij het financieel krachtigere Edam-Volendam, maar het gaat ten koste van de eerder al opgebouwde samenwerking met Purmerend.

Als de fusiegemeente, welke naam die ook zal dragen, op deze weg voortgaat, voorzie ik een gemeente die bestuurlijk en ruimtelijk een ‘span of control’ vergt die tot ‘overstreching’ leidt. De emotionele behoefte aan autonomie zal op den duur ten koste gaan van kwaliteit en budgettaire stabiliteit. Een goed voorbeeld in dit verband is de industriepolitiek. Terwijl Purmerend een groot industriegebied als Baanstee-Noord ontwikkelt dat tot regionale samenwerking uitnodigt, stellen Edam-Volendam en Zeevang prijs op het ontwikkelen van eigen ruimte voor hun industrie en zijn bezig met de uitbreiding van de eigen industriegebieden. Het leidt tot versnippering, onnodige aantasting van groengebieden en de verkeerstechnische ontsluiting ervan zal nooit van hetzelfde hoge peil zijn als van Baanstee-Noord.

De behoefte aan volstrekte autonomie gaat ten koste van samenwerking, zie de opvatting van de gemeente Waterland, en zal de neiging van bijvoorbeeld Purmerend om oog te hebben voor de belangen van het eigenwijze Edam-Volendam-Zeevang niet groot maken. Waarom zou je anders, als de buurgemeente alleen maar samenwerkt op terreinen waarop dat verplicht wordt opgelegd.
De zich ontwikkelende realiteit is dat gemeenten, ter wille van hun inwoners, behoefte hebben aan bestuurlijke ondersteuning die kan bogen op kwaliteit, nuttige netwerken en invloed door schaalgrootte.  De toekomst ligt in verregaande samenwerking zonder de eigen zelfstandigheid geheel op te geven. Samen biedt meer toekomst dan alleen blijven.

De keuze van Volendam|80 voor de naam Volendam voor de nieuwe fusiegemeente lijkt een kwestie van overmoed te zijn die gevoed wordt door het voornemen om baas in eigen huis te blijven en de leiding te nemen.  Een keuze voor behoud in plaats van voor de toekomst. Een keuze voor onvermijdelijke marginalisatie. Angst is een slechte raadgever.


donderdag 20 februari 2014

Raadslid tussen bedreiging en integriteit

Kladblok

                                   

Het lidmaatschap van gemeenteraden is onderwerp van veel discussies. Partijen geven aan dat het steeds moeilijker is om goede raadsleden te vinden. Aan de hand van verschillende gebeurtenissen is er extra aandacht gekomen voor de integriteit bij de vervulling van de functie van volksvertegenwoordiger. Recent is in het nieuws gekomen dat 20 procent van de raadsleden wel eens persoonlijk bedreigd is.

Het grootste probleem is denk ik dat het steeds moeilijker wordt om goede raadsleden te vinden. De kandidatenlijsten in Edam-Volendam laten bijvoorbeeld zien dat de gemiddelde kwaliteit van kandidaten zich niet in een opgaande lijn bevindt. Daar schuilt een groot gevaar in. De kwaliteit van raadsleden is doorslaggevend voor het functioneren van de democratie en het gemeentebestuur.

De vraag waarom het moeilijk is om leden voor de gemeenteraden te vinden is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Door het afgenomen vertrouwen in het functioneren van politici is het al lang geen positie  meer die iemands reputatie kan versterken. Ook de arbeidsvoorwaarden zijn niet aantrekkelijk. De honorering is ten opzichte van de vereiste inspanning laag. Wie een dag minder zou willen werken om voldoende tijd voor het raadslidmaatschap te hebben levert al snel inkomen in. Het werk in kleine fracties is helemaal zwaar. De vereiste tijd moet over een beperkt aantal personen worden verdeeld.
De tijd waarin het lidmaatschap van de gemeenteraad als een voorrecht of uitverkiezing en als een verantwoordelijkheid van de samenleving werd gezien, lijkt voorbij te zijn. De inspanningen die voor een goede vervulling van de functie nodig zijn worden maatschappelijk en financieel gezien onvoldoende beloond. Ik pleit daarom voor een andere wijze van belonen. Een raadslid zou minimaal compensatie moeten te krijgen voor de dagen (bij voorkeur twee) die hij minder werkt, waardoor er geen inkomensverlies optreedt.

Met een betere inkomensregeling moet het voor partijen mogelijk zijn om kandidaten te werven van een beter niveau dan thans gemiddeld het geval is. Maar dan zijn we er nog niet. Het lidmaatschap van de gemeenteraad moet ook weer respect opleveren en hieraan kunnen politieke partijen zelf heel veel doen.

De integriteit die bij de bevolking verwacht wordt bij het vervullen van de functie van volksvertegenwoordiger moet weer zichtbaar worden. Die integriteit is voor een belangrijk deel bedolven geraakt onder partijbelangen, politieke belangen, politieke en bestuurlijke ego’s en een onvoldoende kritische lokale pers. Er zijn vele manieren om integriteit te beschrijven. Deze keer zoek ik steun bij de ‘tien geboden’ van Bertrand Russell, een van de belangrijkste denkers van de vorige eeuw. Ze hebben te maken met integer gedrag, vrijheid van meningsuiting en democratie en luiden:

1 Wees nooit absoluut zeker van wat dan ook

2 (Tegen-) bewijs verbergen is zinloos − het komt toch uit

3 Probeer nooit denken te ontmoedigen

4 Bied weerwoord met argumenten −  met gebruik van macht boek je slechts schijnoverwinningen

5 Heb geen ontzag voor iemands autoriteit − er zijn altijd ook gezaghebbende tegenwerpingen te vinden

6 Gebruik geen macht om meningen te onderdrukken die je verderfelijk vindt − die meningen zullen jou onderdrukken

7 Wees niet bang een afwijkend oordeel te vormen − elke aanvaarde opinie is ooit zo begonnen

8 Schep meer behagen in intelligente eigenzinnigheid dan in lijdzame instemming

9 Wees eerlijk, ook al is de waarheid ongemakkelijk − waarheid verbergen is nog ongemakkelijker

10 Benijd geen mensen die zichzelf voor de gek houden − alleen zijzelf denken dat dat geluk is

In de huidige tijdsgeest is er sprake van een snelle opkomst van intolerantie ten opzichte van het gebrek aan integriteit. De vertaling daarvan in het (lokale) politieke denken en handelen is nog onvoldoende. De keuze voor integriteit biedt echter voor politieke partijen volop kansen om de juiste mensen te interesseren van het raadslidmaatschap.

De ‘tien geboden’ zoals hierboven zijn ook een goede handleiding voor kandidaten voor de gemeenteraad of gemeentebestuur. Zij kunnen zich afvragen of ze sterk genoeg in hun schoenen staan om die geboden als leidraad te nemen. 

Integriteit is echter niet alleen een persoonlijke eigenschap. Integriteit is vooral een waarde die sterk beïnvloed wordt door de sociale omgeving.  Iedere sociale omgeving is wat dat betreft afhankelijk van moedige mensen die geen genoegen nemen met gebrek aan integriteit.

Voor de kiezer scheppen de ‘tien geboden’ een selectiemogelijkheid. Het maakt wat mij betreft niet uit op welke partij je stemt, maar kies uit de kandidaten degene die wat u betreft stevig in zijn schoenen staat als het om integriteit gaat.



Informatie over Bertrand Russell

dinsdag 11 februari 2014

Volendam|80 houdt meer van macht dan van democratie

KLADBLOK

                                                 


Het is door haar agressiviteit de meest spraakmakende partij van de gemeente Edam-Volendam. Ze kiest liever voor macht dan voor democratie en in haar beleid heiligt het doel de middelen. Vermoedelijk is het voor leden ook de goedkoopste partij. Een lidmaatschap kost 20 euro per vier jaar. Een ledenpartij is het echter niet. Als de PVV kan worden verweten dat ze geen leden heeft, kan VD|80 worden verweten dat ze zich weinig aantrekt van haar leden. De macht in die partij is in handen van een kleine groep die alles bepaalt.

Er is geen scheiding tussen fractie en bestuur. Twee prominente fractieleden (Nico Karhof en Johan Koning) zitten in het bestuur. Een derde fractielid bemant het secretariaat van de partij. Een kleine groep die de macht heeft bepaalt ook het programma. De leden hebben op een ledenvergadering op 9 januari 2014 kort kennis mogen maken met het programma (volgens een brief aan de leden) en krijgen vervolgens per zelfde brief het definitieve programma toegestuurd. De kans om het programma te amenderen, laat staan goed te keuren, is er niet geweest. Hetzelfde is gebeurd met de kandidatenlijst.

De gewipte ex-wethouder Wim Runderkamp (Mepper) deed in de NiVo van 5 febuari 2014 een boekje open over de machtsstrijd die in de partij heeft plaatsgevonden.  Hij schrijft dat het niet gelukt is om jongeren met een hedendaagse visie op de kandidatenlijst te krijgen en dat: “burger en de ondernemer de laatste tijd slachtoffer zijn geworden van partijpolitiek en egotripperij. “ Het oordeel van de Mepper over wat er in de partij gebeurt en waarvan hij zelf het slachtoffer is geworden, is vernietigend: “Naderhand heb ik intern de besluitvorming aangaande de vaststelling van de kieslijst aan de orde gesteld, waarbij ik heb aangegeven dat de op dat moment zittende bewindslieden, die een wezenlijk aandeel in de besluitvorming hebben gehad, , zichzelf in de spiegel zouden moeten bekijken daarmee het zelfreinigend vermogen in werking zouden kunnen zetten.” Op die aanklacht volgt de conclusie van de Mepper dat de top van de huidige kieslijst (Kes en Karhof, pl) het veld zouden moeten ruimen ten gunste van een broodnodige vernieuwing van de partij.

Het gebeurt maar zelden dat over de interne machtsstrijd binnen deze lokale partij zo openhartig wordt geschreven. Van de top van de partij heeft de huidige fractievoorzitter Johan Koning zichzelf al teruggetrokken. De diehards Kes en Karhof hebben hun greep op de partij verstevigd met hun invloed op de kieslijst en het programma. Wat mij betreft is dat geen goed nieuws. Het uiterst dominant gebleken karakter van Kes is te vergelijken met het beruchte familielid dat in de meeste families wel voorkomt. Ze gedragen zich als een ‘prinses op de erwt’ en dwingen hun omgeving rekening te houden met hun ontstemming als de gang van zaken niet is, zoals ze die zich wensen.

De afgelopen zittingsperiode van de gemeenteraad heeft de fractie zich onderdanig getoond aan haar wethouder in het college en haar daden, ongeacht welke, geprezen. Terwijl andere partijen in de raad afstand begonnen te nemen van de discussiabele wijze waarop Kes haar megalomane plannen voor het dorpshart van Volendam trachtte te verwezenlijken, bleef  VD|80 haar onverkort steunen. Dat ze dat bleven doen toen zichtbaar werd dat onder de ondernemers en inwoners het verzet tegen dat plan groeide, was op zijn minst onverstandig. Het zal VD|80 bij de komende verkiezingen heel veel stemmen gaan kosten.

Nico Karhof is de beoogde fractievoorzitter van de partij. In de praktijk was hij dat al enige tijd. Ik heb hem al eens de koning van de drogreden genoemd. Als geen ander is hij in staat om een bij- argument tot hoofdargument te maken en dat een lading te geven. Bij een motie over het terugbrengen van auto’s op het Europaplein vroeg hij bijvoorbeeld om uitstel van de motie tot de visieontwikkeling op het centrum afgerond zou zijn. Brutaal ook want er had nooit iets met dat plein mogen gebeuren zolang die visieontwikkeling er nog niet was. Zijn pleidooi werd gelukkig niet overgenomen en daarmee was de eerste grote nederlaag van wethouder Kes in de gemeenteraad een feit.

Maar er zijn andere bezwaren tegen de aan Marisa Kes zeer loyale Karhof in te brengen. Nico Karhof combineert een functie als functionerend fractievoorzitter met het eigenaarschap van een groot makelaarskantoor. Door de lokale markt kan het niet anders dan dat dit kantoor handelt met de gemeente en onderhandelt met en voor de gemeente. Dit zijn in mijn ogen niet te combineren belangen. Het speelde bijvoorbeeld een rol bij de aankoop door de gemeente van een pand aan de Zeestraat waarbij het makelaarskantoor betrokken was. Voor dergelijke activiteiten is ontheffing nodig van de Provincie en het is niet na te gaan of Karhof als raadslid een dergelijke ontheffing heeft. Op de website van de gemeente is het niet te vinden.  Als raadslid en zeker als fractievoorzitter kan Karhof profiteren van voor-informatie en concurrentievoordeel. De nieuwe gemeenteraad zou daar nog eens extra goed naar moeten kijken en haar ondubbelzinnige conclusies moeten trekken.

VD|80 wil de macht om dingen te laten gebeuren, maar ontwijkt de controle op die macht. Voor een politieke partij is dat een onvergeeflijke houding. De partij is zelf niet in staat geweest tot bijstelling van die houding. Het is nu aan de kiezer om een oordeel te vellen.


donderdag 6 februari 2014

‘Enclave Volendam’ van Boudewijn Smid is een kwaadaardig boek

                                          


Er bestaan drie soorten Volendam. Het Volendam zoals we dat kennen door onze eigen ervaringen en de herinneringen die zijn opgeslagen in het collectief geheugen, is het enige echte. Daarnaast bestaan in de beelden die men in Nederland van Volendam heeft het ‘opgehemelde’ Volendam en het ‘verachte’ Volendam. De schrijver Boudewijn Smid behoort tot degenen die hun best hebben gedaan om het dorp en zijn cultuur in een zo ongunstig mogelijk daglicht te zetten. In zijn ogen is het een dom, xenofoob (angst voor alles wat vreemd is) en homofoob (angst voor homo’s), inteeltachtig dorp dat voor tachtig procent aan de coke is, in meerderheid op de PVV stemt en een toneelstukje opvoert om toeristen op een goedkope manier geld afhandig te maken. Zijn boek ‘Enclave Volendam’ is een volstrekt negatief portret. Zo vindt hij bijvoorbeeld dat het Volendams Museum van weinig museale waarde.

Laten zien dat het volk niet deugt
Ik was begonnen een commentaar te maken op de inhoud van het boek om te laten zien hoe de schrijver zijn best heeft gedaan om met sappige verhalen en de stijlmiddelen die een schrijver tot zijn beschikking heeft van Volendam een afstotelijk portret te maken. De boodschap is zo’n beetje: ‘ze stemmen daar massaal op de PVV, dat kan niet deugen en ik zal laten zien waarom dat volk niet deugt’. Al na zo’n dertig bladzijden ben ik opgehouden. Er is nauwelijks een zin te vinden die deugt en mijn commentaar zou op zijn minst de lengte krijgen die het aantal pagina’s van het boek royaal overschrijdt. De eek druipt eruit.

Valse leeslijst
Boudewijn Smid heeft achter in zijn boek een indrukwekkende lijst van geraadpleegde literatuur opgenomen. Een deel daarvan ken ik. Daarom kan ik ook rustig zeggen dat het een bluflijst is. Het is een opsomming van boeken en artikelen over Volendam waarvan hij er maar weinig gelezen kan hebben. Als hij zich de kennis uit die boeken eigen zou hebben gemaakt, zou hij nooit een boek over Volendam kunnen hebben geschreven dat zo negatief was. Wat Boudewijn Smid gedaan heeft is alles overslaan wat niet in zijn kraam van pas kwam. Hij had gewaarschuwd kunnen zijn. Een van de boeken die hij geraadpleegd heeft is dat van B.W.E. Veurman: ‘Volendammer Schilderboek’, dat in 1972 is uitgegeven en in 1979 zijn tweede druk beleefde. Veurman heeft gedaan waar Boudewijn Smid over pocht. Hij heeft een nauwgezette studie verricht naar het Volendam dat honderden kunstenaars trok. Veurman heeft zich ook al geërgerd aan eerdere negatieve berichtgeving over Volendam. Smid die zich in dat rijtje voegt heeft bij Veurman kunnen lezen: “De toon is bij zo’n verteller het belangrijkste. Het gaat er niet om of het verhaal waar is of niet, het is het mengsel van neerbuigend medeleven en spot dat er een bepaalde kleur aan geeft. Daardoor is het karakteristieker voor de bezoekers dan voor de Volendammers; typerend ook voor vele anderen die wat ze niet begrepen alleen maar stakkerig of gek konden vinden en die, voor zover ze meenden te begrijpen, gingen spreken van maskerade en bedrog” (pagina 15). Smid behoort tot degenen die er niets van hebben begrepen. Sterker nog, hij is naar Volendam gekomen om te vinden wat hij zocht. Zijn missie, aantonen dat Volendam niet deugt, kon hij niet volbrengen zonder alles over te slaan wat het tegendeel aantoont. Smid zet Veurman in zijn boek weg als een bewonderaar die het echte Volendam niet wou zien (pagina 46).

Valsheid met stijlmiddelen
Smid gebruikt alles wat hij vertelt om het beeld dat bij zijn missie past zo te schetsen dat het de lezer duidelijk wordt hoe achterlijk Volendam is en was. Een voorbeeld daarvan is zijn verhaal over Leendert Spaander (pagina 26). Er woonde al in de zeventiende eeuw een Spaander op Volendam, maar Smid laat de familiegeschiedenis beginnen bij de ondernemende Jan Spaander uit Durgerdam die in 1859 een zeilmakerij begon en als vreemdeling in een volledig rooms dorp niet naar de pas gebouwde Vincentius ging, maar naar het oude gereformeerde kerkje. Als Smid ook maar een paar van de boeken die hij noemt, goed zou hebben gelezen, zou hij geweten hebben dat er toen al wel wat meer protestanten op Volendam woonden. Die kennis kan hij echter niet gebruiken omdat hij de Spaanderfamilie gebruikt om die af te zetten tegen de tweederangs achtergebleven roomse Volendammers. Het gezin Spaander heeft daarom in de woorden van Smid een ‘aparte status’. Spaander, vervolgt Smid, stuurde zijn kinderen naar de ‘Fransche school’ in Edam. Daar gingen alleen kinderen heen die dat konden betalen. Dat konden Volendammers niet en daarom vonden ze dat de familie het hoog in de bol had: “Volendammer jongens gaan niet naar school, die gaan naar zee.” De kinderen Spaander kregen belangrijke functies op het dorp en vormden de smalle elite. Chef van de gasfabriek, directeur Visafslag, etc.

Leendert Spaander was eerst visser en vishandelaar
De geschiedenis leert echter dat Leendert op zijn vijftiende ging vissen en vishandelaar  werd tot hij van zijn analfabete vrouw uit Edam, die het varen te gevaarlijk vond, aan de wal moest komen en een café begon. Nadat ze het hotel aan dochter Alida hadden overgedaan verhuisden ze vrijwel direct naar Edam.  Smid heeft voor zijn verhaal geput uit het boekje van Jan Spaander: ‘Stille krachten, het mysterie van Volendam’ (1948), een boekje dat de zaken nogal eens net iets anders voorstelt dan ze in werkelijkheid waren. Het is Smid ontgaan dat de ‘eigen’ Volendammer elite er, in dezelfde tijd ongeveer, in geslaagd was om met brieven en acties de autoriteiten ervan te overtuigen dat Volendam recht had op een eigen kerk. Smid schrijft daarover alleen dat ze in Edam op agressieve wijze de ruiten insloegen (pagina 62). De visafslag zou later geboycot worden en vervangen door een eigen coöperatieve visafslag. Dat Volendam zo ongeveer alles te danken heeft aan de familie Spaander is een kwestie die ook al door Veurman in zijn boek ernstig betwijfeld wordt. Maar volgens Smid verdient Leendert Spaander een standbeeld op het Europaplein.
Als Smid  conservatrice Jannigje Kwakman in hotel Spaander leert kennen, noteert hij: “de conservatrice praat bijna Standaardnederlands. Ze blijkt een paar keer Volendam ontvlucht te zijn.” De conclusie blijft open maar de suggestie is duidelijk. Alleen degenen die Volendam ontvlucht zijn hebben algemeen beschaafd Nederlands leren spreken.

Schrijver zet in boek Volendammers neer als ‘klootjesvolk’
Het zijn maar een paar voorbeelden uit vele die laten zien hoe Smid zijn verhalen in het boek gebruikt voor zijn missie om Volendammers als ‘klootjesvolk’ neer te zetten. Het gebruikt het stijlmiddel ‘contrast’ om zijn boodschap over te brengen. Uiteindelijk zal hij ook de gereformeerde Spaanderfamilie niet sparen. Hij schept een nieuw contrast. De eerder respectabele Leendert Spaander verandert op pagina 34 in een wellusteling die de Volendammers als ‘inboorlingen’ zag. Smid gebruikt hiervoor de notities van Frederik van Eeden uit 1915 die het bij Spaander maar een decadente bedoening vond. “De hotelhouder en zijn dochters leeven van de bezoekers en houden het met hen”. Smid spreekt het niet tegen, maar gebruikt het om de onoverbrugbare afstand te schilderen tussen de achterlijke dorpelingen die niets moesten hebben van het kunstenaarsvolk tenzij ze er wat aan konden verdienen en de stedelijk georiënteerde kunstenaarskolonie. Als van Eeden de cultuur van Volendam gezond noemt, zet Smid dat woord tussen aanhalingstekens als ‘gezond’ om duidelijk te maken wat hij daarvan denkt.

Valsheid bij de promotie
Smid schrijft dat hij zich een jaar lang in het dorp heeft ondergedompeld en iedereen heeft gesproken die er toe doet. Beide zijn niet waar. Hij heeft zich hooguit een jaar met zijn boek bezig gehouden, maat dat is wat anders dan een jaar lang het leven van de inwoners van Volendam te hebben meegeleefd. De mensen die hij heeft geïnterviewd zijn nauwelijks representatief te noemen voor ‘iedereen die er toe doet’. Volendam kent nogal wat mensen die zich min of meer intensief bezig houden met de geschiedenis en cultuur van Volendam. Uit deze groep ben ik niemand tegengekomen die door Smid benaderd is om als gids te dienen bij zijn verkenningen. Smid heeft ze gemeden omdat hij liever zijn eigen verhaal samenstelde. Voor dat verhaal heeft hij met zijn uitgever een uitvoerige campagne opgezet. Voor een praatprogramma van omroep Max dat hem een podium voor de promotie van zijn boek bood waren ook Jan Smit en Jan Keizer. Beiden kregen in het programma een exemplaar van het boek overhandigd en werden op die manier betrokken bij de promotie van het boek.
Het is duidelijk dat beiden, Jan Smit en Jan Keizer, zich niet vooraf verdiept hebben in het boek. Het is dan ook de vraag wat hen daarover vooraf is verteld. Smid maakt er geen geheim van dat hij de ‘palingsound’ drie keer niks vindt. In Volendam kwam hij ook muzikanten Smid is in zijn boek helemaal niet vriendelijk over Jan Smit. Diens gewoonheid is volgens hem niet vanzelfsprekend, maar strak geregisseerd. Yolanthe heeft volgens Smid met een ‘d’ de dorpse geborgenheid verruild voor de wereldstad Milaan. En Jan is gelukkig met zijn Liza en betuigt niet alleen zijn eeuwige trouw aan zijn nieuwe geliefde, maar ook aan het dorp. Net als Nick en Simon die een pagina verder netjes getrouwd zijn met een Volendams meisje en de wetten van de palingsound trouw blijven. BZN komt er ook slecht vanaf. Stond bovenaan in de lijstjes met foute dingen van progressief Nederland. Ze braken pas echt door na ‘Mon Amour’ en het ‘tranen trekkende’ optreden van Jan Smit met ‘Mamma’ en volgens de schrijver de palingsound wat later zijn Nederlandse teksten gaf.

Brutaliteit en arrogantie ten top
Je kunt je afvragen hoe brutaal en arrogant je als schrijver moet zijn om juist Jan Smit en Jan Keizer uit te nodigen om in een televisieprogramma als eersten zijn boek over Volendam te ontvangen. Smid met een ‘d’ vond André Hazes als volkszanger echter dan Jan Smit. Natuurlijk kwam de schrijver muzikanten van Volendamse bodem tegen die wel echte (niet-commerciële) muziek maken. Al weer een contrast. Die moeten vechten om bekendheid te krijgen. Ze hebben hun ‘one minute of fame’ gehad in DWDD, maar rekenen niet op de beroemdheid van Nick en Simon, Jan Smit of de 3J’s. Ze leven voor hun muziek volgens de schrijver en zijn tevreden met een miniem loontje, een kamertje en misschien een oud autootje. Contrasten waarmee de Boudewijn Smid zich als schrijver blootgeeft. Hij is een van de ‘progressieve Nederlanders’ die er een politiek correct lijstje van foute dingen op na houdt en bijna alles wat Volendams is (in zijn ogen welteverstaan) komt daar op voor.

‘Volendam is een leugen’
Boudewijn Smid ziet zich volgens een interview met Dichtbij als een soort Geert Mak, die bekend werd door zijn boek ‘Hoe God uit Jorwerd verdween’. De linkse domineeszoon en historicus Geert Mak had bij het schrijven van dat boek alles mee wat Smid niet had. Mak kwam zelf uit Friesland en wist met zijn boek een kern te raken die het boek beroemd maakte  Smid kan niet in de schaduw staan van Mak, maar wist (of zijn uitgever) hem toch over te halen om voor de boekenbijlage van de NRC een recensie te schrijven. De kop werd ‘Volendam is een leugen’. Geert Mak heeft zich daarover later verontschuldigd en enige afstand van zijn recensie genomen. Maar het kwaad was geschied. Peter Louter wees me er op en schreef met verontwaardiging over de karikatuur die van Volendam werd gemaakt om het gelijk van de schrijver te kunnen bevestigen. Daarna ben ik het boek pas goed gaan lezen.

Valse getuigenissen
Een beperkt aantal mensen heeft door het afgeven van een interview meegewerkt aan het boek. De meesten zullen zich niet hebben gerealiseerd wat voor soort boek de schrijver van plan was te maken en zullen hun bijdrage inmiddels betreuren. Een herkenbaar vluchtelingengezin is geanomiseerd in het boek terechtgekomen en vervormd naar het idee van de schrijver: ‘Volendammers moeten niks van vreemdelingen hebben’. Ze zijn terechtgekomen in het hoofdstuk ‘Vreemdelingen in het dorp’ (vanaf pagina 94). Bij het begin van het volgende hoofdstuk: ‘Van vreemde smetten vrij’(vanaf pagina 107) zwaaien ze de schrijver uit. “Nieuwelingen” overpeinst de schrijver, “in een besloten gemeenschap die vers bloed goed kan gebruiken.”. Het is bijna humor omdat het echtpaar dat hij net had gesproken neef en nicht waren.
Volgens de schrijver is Jannig Kwakman een van degenen die zich in het boek tegen Volendam en zijn cultuur afzet. Ze wilde kunstenaar worden, maar “Kunstenaars komen hier van Mars”, zegt ze. Als ze de schrijver de vermolmde zolder vol schilderijen in Spaander laat zien, vertelt ze erbij dat de toenmalige eigenaar de boel op een grote hoop wilde gooien en in de fik steken. Ik geloof niet dat Jannig dat heeft gezegd. Bij zo’n verhaal moet de lezer wel het idee krijgen dat Volendam wordt bevolkt door barbaren en de schrijver gebruikt het met gretigheid.

Ex-burgemeester IJsselmuiden speelt vals in boek met gekleurde verhalen
Echt vals speelt ex-burgemeester IJsselmuiden die duidelijk in de schrijver een prooi ziet om zijn gekleurde verhalen aan kwijt te kunnen. IJsselmuiden komt er uit als een miskende held. Na de Nieuwjaarsbrand haastte IJsselmuiden zich om iedereen te laten weten hoe ellendig bestuurlijk Edam-Volendam er aan toe was door al die Volendamse ambtenaren en Volendamse politici die hij van nepotisme beschuldigt. Het lag allemaal aan hen. De ambtenaren vormden een soort maffia en werkten hem tegen en bevoordeelden tegen de regels in de Volendamse burgers. Het zal vast wel eens gebeurd zijn. Dat IJsselmuiden op het stadskantoor door zijn levenswijze nauwelijks enig gezag had wordt er niet bij verteld. Maar ik heb een betere getuige. Een ambtenaar van personeelszaken die moest meewerken aan de ont-volendamisering van het stadskantoor vond dat eigenlijk onzin omdat ze zelden zulke bekwame en hardwerkende ambtenaren had meegemaakt. Ze werd mede daarom ontslagen. De college informeerde de gemeenteraad dat ze gemakkelijk van haar konden afkomen, maar de gemeente heeft na een rechtszaak een enorm bedrag aan haar moeten betalen. IJsselmuiden heeft ook een sterk verhaal. Toen eens een belastinginspecteur hem wilde spreken over medewerking bij het opsporen van zwartwerkers, werd er ingegrepen door de Volendamse wethouders. Die beschuldigden de arme man van discriminatie. “Waarom wel zwart werk in Volendam opsporen en in de rest van Nederland niet?” IJsselmuiden kon het allemaal horen omdat er op het stadskantoor alleen maar dunnen systeemwandjes schijnen te zijn. Boudewijn Smid gebruikt zijn verhaal als bewijs voor de Volendamse traditie om zich te verzetten tegen de overheid.

Eigen verhaal in boek over betrokkenheid bij de brand
Bont maakt IJsselmuiden het als hij de schrijver zijn verhaal laat optekenen over zijn betrokkenheid bij de brand. Deze keer luidt het verhaal dat hij met zijn auto in het gewoel vast raakte waardoor hij niet in staat was leiding te geven aan de rampenbestrijding en bij de heersende paniek en wanorde naliet een rampenverklaring uit te geven die tot een betere coördinatie zou hebben geleid. Ook nu heb ik betere getuigen, sommigen hebben hun verklaring zelfs op schrift gezet. Zo vertelt een vermoeide vader dat hij zeker een kwartier naast IJsselmuiden in de commandowagen heeft gezeten, maar dat die een volkomen apathische en wezenloze indruk maakte.
Of ook de huidige burgemeester tot de verhalenvertellers behoort is niet geheel zeker. Maar in het boek staat een beschrijving van de actie voor de rehabilitatie van Cees Bont waar nauwelijks een zin van klopt. Van Beek is wel een van degenen die enig belang heeft bij een gekleurde weergave van die geschiedenis. Het is voorstelbaar dat hij als burgemeester in het boek niet sprekend opgevoerd wilde worden.

Kwaadaardig om zo een dorp neer te zetten
De schrijver zet ons neer als een dom, inteeltachtig, homofoob en xenofoob dorp. De gemiddelde opleiding is volgens hem lager dan gemiddeld in Nederland. Over dat laatste heeft hij nog een discussie gevoerd op internet waar hij met tegengestelde feiten om de oren werd geslagen. Het bontst maakt Boudewijn Smid het als hij het nazistische ‘Blut und Bodem’ verbasterd tot ‘Blut und See’. De bedoeling is duidelijk en kwaadaardig. Bij de aanvang van de tweede wereldoorlog woonden er geen enkele jood op Volendam (pagina 115) en we zijn in meerderheid van het Noordsche ras met onze blauwe ogen en lichtblonde haren (pagina 113). De schrijver hoedt zich er wel voor om al te duidelijke conclusies op te schrijven, maar zijn suggestieve notities laten niets te raden over. Ook het neerkijken op Volendam door mensen die menen heel wat beschaafder te zijn, is niet nieuw. Schilders uit het begin van de vorige eeuw zagen het al en brachten het in beeld. Daarom heb ik de Nivo dan ook gevraagd om bij dit ingezonden stuk een afbeelding te plaatsen van Tom Brown (1916) en van Phil May (1899). Ze zijn te vinden in het boek van Veurman. Die laten overduidelijk zien aan welk soort ‘vreemdelui’ Volendammers wél een hekel hebben. Het zijn lieden als Boudewijn Smid die zich als kenners van Volendam een autoriteit aanmeten en die gebruiken om anderen te vertellen waarom ze hun neus moeten ophalen voor Volendam en de Volendammers. Een van de schilders  Werner Kohlsaat die later met een Volendamse trouwde, ergerde zich ook al aan dat soort geschrijf en nam het voor Volendam op in een artikel in de ‘Katholieke Illustratie’ onder de titel ‘eene oasis’(nr. 49 1914/1915).

Laten we het erbij zitten?
Ik ben nog nauwelijks toegekomen aan mijn vele andere bezwaren tegen het boek. De schrijver lijkt het er om te doen zijn geweest om duidelijk te maken waarom Volendam zo massaal op de PVV heeft gestemd en alleen al daarom wel een afstotelijk volkje moet zijn. Hij is niet de eerste, maar wel de enige die zich zo uitgebreid de moeite heeft genomen om te laten zien dat Volendam geen voorbeeld voor Nederland kan zijn.
We zouden het er niet bij moeten laten zitten. Ik stel me voor dat het boek grondig geanalyseerd wordt en gevolgd wordt door een boek met de titel ‘De honderd en een leugens van Boudewijn Smid over Volendam’. Het boek ‘Enclave Volendam’ moet tegen worden gesproken en Nederlanders moet een juister beeld van Volendam en zijn inwoners worden gepresenteerd. Daar hebben we een gezamenlijk belang bij.
Ik zoek sponsors, schrijvers, kenners van de geschiedenis, mensen met verstand van promotie en recht en neerlandici, om, bijvoorbeeld via een daartoe opgerichte stichting, aan de hand van een aantal artikelen een boek te schrijven dat de leugens van Smid ontkracht en om in de media daar aandacht voor te vragen. De gemeente toont geen initiatieven om onjuiste beelden (bijvoorbeeld over cokegebruik) weg te nemen. We zullen het zelf moeten doen. Wie doet mee?  Als we niets doen gaat  het boek van Boudewijn Smid een eigen leven leiden en zullen er weer schrijvers komen die uit zijn boek putten.

Verwijzingen: B.W.E. Veurman, ‘Volendammer Schilderboek’, Kruseman, den Haag, 1979.